Parochie Maria Moeder van Barmhartigheid

Kerkgebouw Buchten

Ruimtelijke context

De Catharinakerk staat in de oude kern van Buchten. Ten noorden en oosten van de kerk ligt het kerkhof.

Tegenover de kerk staan het gemeenschapshuis en het ‘zaelke’, een 19de-eeuws gebouwtje, dat dienst heeft gedaan als lagere school, patronaat en bibliotheek. Tegen dit gebouwtje werd in 1851 een missiekapel gebouwd.

De kerk is een rijksmonument.

Type

Georiënteerde, in historiserende trant opgetrokken, mergelstenen zaalkerk met zijbeuk en crypte tegen een middeleeuwse klokkentoren. De banken zijn axiaal opgesteld.

Bouwgeschiedenis

Voorgangsters

De oudste kerk van Buchten stamde uit de 13de eeuw en was in Romaanse stijl opgetrokken. De parochie zelf was overigens veel ouder. Dit kerkje raakte eind 18de, begin 19de eeuw dusdanig in verval dat vervanging noodzakelijk geacht werd. In diverse fasen werd tussen 1833 en 1837 naar ontwerp van architect/aannemer Beugels uit Oirsbeek een nieuwe, bakstenen kerk gebouwd in neoclassicistische stijl. De 13de-eeuwse Romaanse toren bleef behouden.

Op 23 maart 1858 vond de aanbesteding plaats van het herstel van de toren en de bouw van een doopkapel en bergplaats. Mogelijk is bij die gelegenheid de toren in baksteen verhoogd en voorzien van de spietorentjes, die men thans nog ziet bij de kerktoren van Elsloo.

Huidige kerk

In 1955 vroeg pastoor Reijnen bisschop Lemmens toestemming om een parochiezaal te mogen bouwen, die tevens dienst zou kunnen doen als noodkerk indien de oude kerk gesloopt werd. De circa 130 jaar oude kerk was met haar 124 zitplaatsen veel te klein voor de groeiende parochie. De oprichting van een kleiwarenfabriek zou de bevolking nog doen toenemen. Er diende een kerk met zo’n 550 zitplaatsen opgericht te worden. Vergroting van de bestaande kerk was geen optie. Pastoor Reijnen gaf in december 1958 aan snel met de bouw te willen beginnen. Vrijwilligers zouden de oude kerk, waarvoor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg inmiddels een sloopvergunning gegeven had, afbreken, de fundamenten uitgraven en beton storten. De aannemer zou kunnen beginnen vanaf het maaiveld.

Het bisdom stond niet onwelwillend tegen het uitvoeren van sloop- en bouwwerkzaamheden door de parochianen.

Bij de uitbreiding van de Martinuskerk te Born ging dat goed. In mei 1959 kwam architect Peutz in beeld. Reijnen droeg hem voor bij bisschop Moors. Het bisdom stemde in met de keuze. Op 29 augustus 1960 werd de kerk aanbesteed en gegund aan de firma Coppes en Zoon uit Maastricht. Voordien had architect Peutz, op 6 juni, tijdens een spreekbeurt te Buchten zijn plannen toegelicht erop wijzend dat de nieuwe kerk van Buchten in grote lijnen zou lijken op die van Oirsbeek. Ten opzichte van de oude werd de nieuwe kerk driemaal zo groot. De toren bleef behouden, maar de bakstenen bovenverdieping werd gesloopt om vervolgens in mergel weer te worden opgetrokken.

Peutz liet zich voor wat betreft de  nieuwbouwplannen sterk leiden door de classicistische kerk. De zijbeuk kreeg evenals in de oude kerk een vlak plafond en het schip een tongewelf. De communiebank bepaalde de vorm van het koor en de nieuwe kerkbanken werden gestileerde versies van de banken die in de eerste helft van de 19e eeuw door de Maasnielder beeldhouwer J.F.H. Dieterich vervaardigd waren. Soortgelijke banken bevinden zich in de kerken van Grathem en Wessem. In september 1960 gaf het bisdom het groene licht voor de nieuwbouw. De Buchtenaren begonnen in oktober de oude kerk af te breken en de sleuven voor de nieuwe fundamenten uit te graven. De oude baksteen en een deel van de vloer werden voorzichtig verwijderd om hergebruikt te worden in de crypte, onder de toren en in de portalen. Mgr. Moors legde, evenals voor de kerken van Hoensbroek-Mariarade en Ohè, de eerste steen op 25 juni 1961. De bisschop consacreerde de kerk op 21 juli 1963.

Exterieur

De hoofdingang van deze uit Kunrader blok en mergel opgetrokken zaalkerk, bevindt zich in een tegen de zuidgevel van het schip gebouwd portaal. Het portaal heeft een rond, betonnen dak, dat gedragen wordt door twee vierkante pijlers. Tussen deze pijlers hangen, in een rechthoekige betonnen omlijsting, de dubbele houten deuren. De zijgevels van het portaal hebben elk een rondboogvenstertje. Onder de dakranden van het portaal en alle andere daken is een sierlijst aangebracht. Het zadeldak is belegd met leien. Boven het priesterkoor staat een smeedijzeren kruis met weerhaan. De zuidgevel van het schip telt vijf rondboogramen met schuine neggen en buiten de gevel uitstekende afzaten. De kerk staat op een plint van Kunraderblok, waarboven het overige metselwerk in zachtere mergel is uitgevoerd. De vensters zijn voorzien van lichtgetint transparant glas-in-lood. Verdere ornamentering ontbreekt.

Het halfronde priesterkoor komt zonder onderbreking voort uit het schip en telt vier vensters, die qua vorm en afmeting gelijk zijn aan die van het schip. De noordgevel van de kerk heeft het aanzien van een pseudo-basiliek.

De zijbeuk heeft zes rondboogvensters, die precies tegenover de vensters in de zuidgevels staan, maar wel een stuk kleiner zijn. De zijbeuk heeft een lessenaardak, dat met leien gedekt is. In de hoek van priesterkoor en zijbeuk is de rechthoekige, van een plat dak voorziene sacristie gebouwd. Deze heeft korfboogvensters. De oude toren is ongeleed. In de westgevel bevindt zich een dubbele houten toegangsdeur. De overgang naar het nieuwe deel wordt gemarkeerd door een regenlijst. Op elke zijde doorbreken twee rondbogige galmgaten de gevels. Boven de sierlijst staat een met leien gedekte ingesnoerde naaldspits. Aan de voet van de spits zijn de wijzerplaten aangebracht.

De spits wordt bekroond door een ijzeren kruis met weerhaan. In de hoeken van de toren en het schip staan de van absiden voorziene devotie- en de iets kleinere doopkapel. Beide kapellen hebben een rondboogvenster.

Interieur

De hoofdingang van de kerk ligt in het uitgebouwde portaal. Via een dubbele houten deur betreedt men het met een gestukadoord tongewelf overspannen portaal. De dubbele houten tochtdeur geeft toegang to thet schip. Een tweede toegang tot de kerk ligt in de toren. Het torenportaal is met een koepelgewelf overkluisd. Aan weerszijden zijn rondbogige doorgangen naar de doop- (rechts) en Sint-Jozefkapel (links). De kapellen hebben een mergelstenen tongewelf met absiskalot. Zij zijn naar het schip geopend middels bogen. Een dubbele tochtdeur verschaft toegang tot het vijf traveeën tellende schip. De laatste travee wordt ingenomen door de in gewapend beton uitgevoerde convex-concave zangtribune, die via een houten trap vanuit het schip bereikbaar is. Alle vloeren in de kerk zijn belegd met hardstenen plavuizen. Het schip is overkluisd met een tongewelf, dat opgehangen is aan de stalen dakspanten. Toscaanse zuilen op hoge achthoekige basementen vormen de afscheiding tussen schip en zijbeuk.

De zuilschachten zijn opgemetseld uit Kunraderblok en worden door bekroond door betonnen kapitelen met afdekplaten. De zuilen torsen betonnen architraven, die met uitkragend lijstwerk zijn gedecoreerd. Het gewelf wordt geleed door in stuc uitgevoerd ‘gordelbogen’. Deze hebben echter geen dragende functie. De pilasters zijn eveneens opgetrokken uit Kunradersteen, evenals de plint. De rest van het opgaande muurwerk is in mergel uitgevoerd. Het plafond van de zijbeuk is vlak en wordt geleed door betonnen dwarsbalken die rusten op de pilasters en zuilen van het schip. Het priesterkoor komt naadloos voort uit het schip en heeft ook dezelfde opbouw. Het koor is toegankelijk via links en rechts gelegen trappen die ieder vijf treden tellen. Tussen deze trappen is het koor convexconcave gevormd. De oude houten communiebank fungeert als balustrade. In de noordgevel van het koor is de deur naar de sacristie. Onder het koor ligt de crypte. De trap die er naar toe leidt, telt elf treden en staat in de as van het sacramentsaltaar. Ter plaatse zwenkt het koor naar binnen. De crypte is uit baksteen opgetrokken en heeft een vlak, betonnen plafond. Het houten vieringaltaar staat tussen twee bakstenen pijlers. De crypte wordt verlicht door vier korfboograampjes. Op de bodem ligt een tegeltjesvloer waarin kleine kruisjes verwerkt zijn. In de zijbeuk staan de biechtstoelen. Tegen de sluitmuur bij het koor staat bovendien een zijaltaar.

Orgel

Rond 1862 werd in deze kerk een eenmanuaals orgel geplaatst; in 1925 werd dit door Gebr.Vermeulen (Weert) gewijzigd; deze firma plaatste in 1963 een nieuw tweemanuaals orgel, bij de bouw waarvan de kas en een groot deel van het pijpwerk van het vorige orgel werd hergebruikt.